25 september 2020

Column: Kostverloren, door Hennie Bos

Op vrijdag 18 september word ik gebeld door Henk Roor. Het schiet door mij heen dat ik in mijn vorige column iets heb gezegd over zijn figuurlijke val op het plein voor de Lampegiet, van jaren terug. De blauwe plekken van die val had Henk al lang verwerkt. Toch, in tienden van seconden, dacht ik ‘hij geeft mij even ongezouten  feedback’. Dat is toch waar een columnist soms op hoopt.

Dat had ik eerder ook verwacht van de (schaduw)raadsleden van Veenendaal op de vraag wie (met mij) eens een week op het bestaansminimum wil leven. Het ‘meevoelen’ met mensen waar je beleid voor én vooral over vaststelt, dient een politicus in zijn vezels te voelen.  Geen enkele reactie van wie dan ook uit de politiek. Wel van mensen die mij vroegen hoe het ‘leven op minimaniveau’ mij verging?  Of de politiek leest mijn column niet, of het is een kwestie van negeren. Als dat laatste het geval zou zijn, ik zeg nadrukkelijk het geval zou zijn, laat ik het daar niet bij rusten….

Wel heeft de CDA  kortgeleden een signaal afgegeven (daar is de politiek tenslotte ook voor) aan de wethouder over de problematiek van de website, die voor de minima slecht werkt. De vraag van een mevrouw die aangewezen is op het minimabeleid aan de wethouder, om een weekje te ruilen en eens kijken of hij (wethouder Lochtenberg) voor € 50,- per week rond kan komen, ligt nog open.  Ik stel de wethouder voor om de uitnodiging te aanvaarden. Zoals ik hem ken pakt hij die handschoen op. Dan doe ik ook mee!

Terug naar Henk Roor. Henk vroeg mij, als geboren en 18 jaar getogen in het Kostverloren, of ik wist of én in hoeverre er een tekst boven de entree van de Oude begraafplaats stond. De entree is al jaren uit het zicht verdwenen. Ik wist nog van de boog, maar van een tekst helaas niet.

Voordat ik het wist had in zaterdag jl. een schoffel in de hand. Natuurlijk had is het artikel over de vrijwilligers van ‘Gedenkpark de Oude Begraafplaats’ een paar weken daarvoor gelezen, maar dat ik nu schoffelde op een begraafplaats waar wij vroeger speelden, waar mijn broers Martin, Bert en Jelie, en Sjaak en Eep van Beek zo hoog in de bomen klommen, dat de toppen angstvallig bogen, daar waar we vogelnestjes bekeken, daar waar we nooit op de graven stonden. Daar waar het hekwerk van de entree van de VSW als doel werd gebruikt en waar wij ons associeerden met de grote voetbalnamen van die tijd (Gert van Nieuwamerongen was Bobby Moore) en ik was George Best. Maar ook Nobby Stiles en Bobby en Jack Charlton werden vernoemd. Daar op het Kostverloren en de begraafplaats brachten wij onze jeugd door.

Daar op die plek waar wij onze jeugd doorbrachten, bekroop mij iets van sentiment.