Column: Gebroken Ketenen, door Hennie Bos
Op de dag dat de Rijnpost in uw brievenbus valt is het 1 juli. Dat zegt u misschien niet zoveel, en onze kleinkinderen ook nog niets.
Keti Koti is een Surinaamse feestdag die op 1 juli wordt gehouden. Ook in Nederland wordt dat feest (bevrijding van de slavernij) gevierd. Nee, niet in grote getale, het is geen nationale feestdag en je krijgt er geen vrij voor.
Wel is het zo dat het woord ‘vrij’ voor Surinaamse slaven in 1863 zeer betrekkelijk was. Weliswaar was de slavernij afgeschaft, de slaven moesten nog 10 jaar werken voor de ‘eigenaren’ voordat ze werkelijk vrij kwamen. Een saillant detail is dat de eigenaren, wat een woord in deze, 300 florijn kregen voor elke slaaf als schadeloosstelling van de overheid. U kunt zich afvragen “en de slaven dan” Het antwoord zal u niet verrassen: ze kregen niets.
De diaspora heeft voor pijnlijke littekens gezorgd, niet alleen bij de Surinaamse slaven, maar bij alle mensen, want dat waren de slaven, gewoon mensen van vlees en bloed, die ook ouders en broers en zussen hadden of een vrouw en kinderen. Jonge mensen die gewoon op de markt werden verhandeld. Karel de V gaf daar zijn zegen aan, meer dan 500 jaar geleden. Amerika was net ontdekt.
Het is een zwarte bladzijde, ook in onze geschiedenis. Ik heb daar vroeger niets over gehoord in de klas. Ja, de Negerhut van oom Tom, als een impliciete aanklacht tegen de slavernij uit 1852. De diepere doorgronding van de aanklacht realiseerde ik mij als jochie nog niet.
Nederland was trouwens het laatste land dat in 1914 de slavernij formeel afschafte.
Vanaf 1975 staat Suriname op eigen, soms ‘wankele’ benen. De armoede is groot, de economische perspectieven zijn klein. Toch, toch gloort er iets van hoop aan de horizon.
Ik hoop van harte dat onze kleinkinderen, die afstammelingen zijn van de slaven, iets kunnen bijdragen aan het vertrouwen, kansen, geloven in een toekomst en geloven in perspectief voor de mensen die nog altijd voelen dat de gebroken ketenen nog knellen in de huidige tijd.